Het Nederlandse onderwijssysteem heeft een lange traditie in het stimuleren van probleemoplossend vermogen. Anders dan onderwijssystemen die zich richten op het memoriseren van feiten, moedigt de Nederlandse aanpak studenten aan om problemen te analyseren, hypotheses te formuleren en oplossingen te evalueren. Deze benadering is verankerd in de onderwijsfilosofie die teruggaat tot onderwijsvernieuwers als Kees Boeke en Maria Montessori, wier methoden in Nederland bijzonder invloedrijk zijn geweest.
Kenmerkend voor de Nederlandse methode is de vroege introductie van analytische vaardigheden. Al op de basisschool worden leerlingen aangemoedigd om vragen te stellen en zelfstandig antwoorden te zoeken. Het concept van "onderzoekend leren" staat hierbij centraal – een benadering waarbij kinderen worden gestimuleerd om nieuwsgierig te zijn, hypotheses te formuleren en deze systematisch te toetsen.
Een belangrijk aspect van de Nederlandse aanpak is de integratie van probleemoplossend denken in alle vakgebieden. Het is geen geïsoleerd vak, maar een doorlopende leerlijn die zichtbaar is in wiskunde, taal, wereldoriëntatie en zelfs in kunstzinnige vorming. Deze cross-curriculaire benadering zorgt ervoor dat leerlingen begrijpen hoe analytische vaardigheden in verschillende contexten kunnen worden toegepast.